Inleiding tot het werkingsprincipe van de Wilden Air Valve
Tijdens het startproces van de waterpomp van de Wilden Air Valve, wanneer het kleplichaam niet gevuld is met water, valt de vlotterbal in het kleplichaam door zijn eigen gewicht en zijn alle luchtgaten open. Met het verhogen van de pomp die de hoofdhoogte begint te laten werken, wordt de pijpleiding gevuld met water en kan de lucht automatisch de lucht in de pijpleiding verwijderen. Wanneer het kleplichaam begint te vullen met water, drijft de drijvende kogel.
Alle lucht in de pijp en het kleplichaam wordt afgevoerd en het kleplichaam wordt gevuld met water; Als de druk in de pijp hoger is dan de atmosferische druk, zal de drijvende kogel het uitlaatgat blokkeren onder invloed van de druk in de leiding, en wordt het water in de pijp niet uit het ventiel geloosd.
Tijdens de werking van de pomp, als de in het water opgeloste lucht zich afscheidt en zich ophoopt in de Wilden Air Valve, verliest de vlotter zijn drijfvermogen en valt automatisch. Als het luchtvolume klein is, zullen de zwevende ballen in de kleine gaten naar beneden vallen voor uitputting; Als het luchtvolume groot is, zullen de zwevende ballen in de grote gaten uitputten. De val van de drijvende bal bereikt het evenwicht tussen de waterdruk in de pijp en de zwaartekracht van de drijvende bal. Nadat de uitlaat is voltooid, keert de vlotter terug naar de positie waar het luchtgat gesloten is.